Er zijn drie redenen om een wijn voor het serveren eerst over te schenken in een karaf: 1. De wijn heeft bezinksel Dit zal het geval zijn als een wijn heel oud is. Tannines en kleurstoffen hebben in de loop der tijd lange ketens gevormd, die naar de bodem van de fles zijn gezakt. Ook bij een wijn die niet gefilterd is, kan bezinksel ontstaan. Dat gebeurt soms al vrij snel na de botteling. Niet alle wijnboeren zijn voorstander van filtering, omdat je onherroepelijk ook wat structuur en aroma’s mee filtert. Om het bezinksel niet mee te laten komen bij het overschenken, ga je heel voorzichtig te werk. Je haalt de capsule van de fles af en houdt de flessenhals tijdens het schenken boven een lichtbron, bv. een kaars, zodat je precies kunt zien of je bezinksel mee schenkt. Deze manier van overschenken noemen we decanteren. Bij oude wijn gebruik je hiervoor een karaf met een zo klein mogelijke opening, zodat de wijn zo min mogelijk aan zuurstof wordt blootgesteld. Zuurstof zal de delicate aroma’s van de oude wijn alleen maar sneller doen vervliegen. 2. De wijn is nog erg jong Het overschenken van een wijn in een karaf zorgt voor beluchting. Is een wijn jong, met stevige tannines, dan kan zuurstof ervoor zorgen dat de tannines iets toegankelijker worden. Dit wordt karafferen genoemd. 3. De wijn is reductief Als wijn tijdens het wijnmaken met heel weinig zuurstof in aanraking is geweest, kan er in de fles een gebrek aan zuurstof ontstaan. Een wijn is dan reductief. Dit kun je herkennen aan een geur van gekookte groente of (verbrand) rubber. Druivenrassen als syrah en mourvèdre worden wel reductief genoemd, dus wijnen van deze druiven kunnen er vaker last van hebben. Ook afsluiting met schroefdop zorgt soms voor een reductieve omgeving. Door te karafferen, verdwijnen deze aroma’s en komt de wijn beter tot z’n recht.