Een lage temperatuur accentueert tannines. Vandaar de aanbeveling om wijnen met veel tannine betrekkelijk warm te serveren. Komt een rode wijn echter boven de 20°C uit, dan begint de alcohol te verdampen en onaangenaam te prikken. Komt een witte wijn onder de 8°C, dan gaat dat ten koste van het aroma. Bovendien verlamt de koude de smaakpapillen en proef je maar een fractie van wat de wijn te bieden heeft. Een indicatie voor serveertemperaturen per type: Rode wijnen met veel tannine (bv. een houtgelagerde Bordeaux): 16-18° Soepele, fruitige rode wijnen (bv. een gamay of pinot noir): 10-14° Complexe, droge witte wijnen (bv. een houtgelagerde chardonnay): 12-14° Rosé: 6-12° Lichte, droge witte wijnen (bv. een sauvignon blanc): 8-10° Zoete witte wijnen: 6-8° Mousserende wijnen: 6-8° Serveer in geval van twijfel een wijn liever iets te koel dan iets te warm; in het glas warmt hij immers snel op.